“Weet je, ik vind het eigenlijk wel prima dat ik vroeger op school gepest ben. Het heeft me gevormd tot de persoon die ik nu ben en daar ben ik eigenlijk heel tevreden mee.” Deze uitspraak werd jaren geleden door een goede vriendin van me gedaan en is me altijd bij gebleven. Ik vond het bijzonder knap van haar dat ze er op deze manier naar kon kijken, maar snappen deed ik het niet. Pesten is iets verschrikkelijks, hoe kun je daar nu dankbaarheid voor voelen?
Zelf ben ik mijn hele lagere en nagenoeg mijn hele middelbare schoolperiode gepest. Dat ging van napraten en in de groep belachelijk maken tot het afpakken van spullen waar ik zuinig op was, tot fysiek geweld. En vooral de dreiging van dat geweld hakte er flink in. Wanneer er fluisterend overlegd werd waar en wanneer ik na schooltijd opgewacht en in elkaar geslagen zou worden, maakte dat me misselijk van ellende. Ik woonde een half uur fietsen van de lagere school, maar heb regelmatig stukken omgefietst om de pesters te omzeilen.
In de jaren die volgden was er regelmatig aandacht in de media voor het fenomeen pesten. Er was weer eens een onderzoek gedaan of ergens een anti-pesten protocol bedacht. In een groot krantenartikel las ik in die tijd dat er volgens deskundigen niets mis was met de gepesten, maar dat er juist bij de pesters iets scheef zat. Dat verbaasde me nogal, ik was toch altijd gepest omdat ik anders was dan de groep, een buitenbeentje? Nu zou ik het volgens de deskundigen niet aan mezelf te danken hebben, maar waren het juist de pesters waar iets aan mankeerde? Wonderlijk.
Een jaar of tien geleden werd ik plotseling gebeld door een oud klasgenote van de lagere school. Ze was samen met een mede ex-klasgenote alle oud leerlingen aan het opsporen omdat ze een reünie wilden organiseren. Het werd een leuk telefoongesprek. Ze had op internet het één en ander over me gelezen en was erg enthousiast: “wat leuk dat je een boerenbedrijfje hebt en je bent ook nog fotograaf, interessant!” Toch heb ik voor de reünie bedankt. Er zat nog altijd te veel pijn en boosheid in me rond het pesten.
Toen kwam corona en alles dat daarmee en daardoor aan het licht kwam. Na even in de veronderstelling geleefd te hebben dat er daadwerkelijk iets ernstigs aan de hand was, werd me duidelijk dat we voor de gek werden gehouden. De berichtgeving en de maatregelen waren zó absurd, dat ik er van overtuigd was dat iederéén binnen no-time zou ‘ontwaken’. Maar dat gebeurde niet. Hoe debiel de regelgeving ook werd, tot en met een avondklok aan toe, men trapte er massaal in. Gelukkig stonden er wèl wakkere artsen, doctoren en professoren op om via de nieuwe media tekst en uitleg te geven. En wèl wakkere cartoonisten maakten verhelderende prenten. Van een kudde witte schapen bijvoorbeeld, die braaf richting een diepe afgrond liep. Maar tussen al die witte schapen liep één zwart schaap, dwars tegen de stroom in, de andere kant op. Ik voelde me dat zwarte schaap en… was er trots op.
Voor het eerst kon ik voelen wat die goede vriendin ooit bedoeld had: dankbaarheid voor de periode van gepest worden. Want die heeft me gevormd tot de persoon die ik nu ben. Tot iemand die zelf nadenkt en zijn eigen koers vaart, ook al is dat dwars tegen de stroom in. Dat is lang niet altijd makkelijk en kost me soms leuke vriendschappen en zelfs familierelaties, maar ik kan niet anders, wil ik trouw blijven aan mezelf. Het pesten destijds was verschrikkelijk, maar heeft me gedwongen op mijn eigen benen te leren staan en daar op te vertrouwen. Dus: dank je wel pesters, ik hoop dat het jullie ook goed gaat. En mocht er ooit nóg eens een reünie komen: deze keer ben ik van de partij!