Er wordt een kindeke geboren op aard

Je zou toch tweeduizend jaar geleden geboren zijn, ergens in een armzalig stalletje, zonder vroedvrouw, zonder hygiëne, zonder enige medische begeleiding en met als enig meubilair een voerbak die dienst kon doen als wiegje. Arm, arm kindje… of toch niet? Terwijl je ter wereld kwam waren je beide liefhebbende ouders bij je, was het heerlijk rustig om je heen, rook het fijn naar aarde en hooi en hadden je vader en moeder alle tijd voor je. Toen je er was legde je vader je op je moeders buik en daar vond je al snel haar volle borst. Nadat je even had geprobeerd op een tepel te zuigen doezelde je heerlijk weg en lag uren lang te genieten van de vertrouwde warmte van je moeders lichaam. Tot je wakker werd en opnieuw een poging deed om wat te drinken, wat deze keer uitstekend lukte. Je groeide voorspoedig op en ontwikkelde je tot een bijzonder mens; een inspirator voor vele generaties na je.

Je zou toch in de eenentwintigste eeuw geboren worden, wat een bevoorrecht kindje ben je dan… of toch niet? Terwijl je onzekere ouders meerdere keren aan de vroedvrouw hebben laten weten dat ze graag thuis willen bevallen, is het allerminst zeker of dat ook gaat gebeuren. Er zijn immers protocollen waar ze zich aan te houden heeft en die leiden veelal richting ziekenhuis. Je ouders begrijpen dat en willen de risico’s natuurlijk ook zo klein mogelijk houden, er kan immers zóveel mis gaan.

Tien weken na de conceptie wordt er een echo van je gemaakt waarbij sterke geluidsgolven je flink door elkaar schudden. Je probeert ervan weg te bewegen, maar het lukt je niet om je aan het lawaai te onttrekken. Als je vierentwintig weken bent, neemt je moeder voor jou een kinkhoest/tetanus vaccinatie, die flinke impact op je heeft. Tot die tijd vond je het heerlijk om te bewegen, nu doezel je tijdenlang maar wat voor je uit. Nog een keer komen de harde geluidgolven langs, wat doen ze toch allemaal daarbuiten, zijn ze soms gek geworden?

Je groeit en groeit en weet intuïtief dat het niet lang meer zal duren voordat er een grote verandering komt. Dan is het zover: je moeder krijgt weeën, spierkrampen die jou richting het licht sturen. Plotseling gebeurt er van alles tegelijk. Onbekende geluiden dringen tot je door, er is volop beweging en je hoort harde klappen, veroorzaakt door het dichtslaan van autoportieren. Je moeder is zenuwachtig en het heerlijke omhulsel waarin je nu al zo lang vertoeft, is ineens strak en gespannen. Het liefst zou je haar gerust stellen: ‘alles komt goed, maak je geen zorgen’. Je hoort dat je vader probeert te doen wat jij eigenlijk wilde: je moeder gerust stellen. Maar het lukt hem niet, zijn stem is te gespannen, zelf zou je daar ook niet rustig van worden. Je gaat zelfs even aan jezelf twijfelen, ‘zie ik soms iets over het hoofd?’ Maar nee, je kunt niets bedenken, samen met je moeder zal je het voor elkaar krijgen, daar ben je van overtuigd.

Maar dan gebeuren er een aantal dingen die je niet had zien aankomen. Je moeder krijgt twee middelen toegediend die alles op z’n kop zetten. Later hoor je dat het om de zogenaamde ‘inleiding’ ging, een oxytocine injectie, bedoeld om de weeën te versterken en een ruggenprik, omdat je moeder veel pijn had. Door de injecties daalt je moeders bloeddruk, wordt ze misselijk en krijgt pijn in haar rug. Ook wordt ze afwezig. Daar waar jullie band steeds enorm sterk was, voel je je plotseling alleen. De weeën zijn sterk genoeg om je naar het licht te brengen, maar de doorgang is nog te klein. Snappen de weeën dan niet dat ze nog even rustig aan moeten doen? De doorgang wordt vanzelf groter, maar dat heeft tijd nodig.

Ineens voel je een felle pijn op je hoofd. Het lijkt wel alsof er iets scherps in wordt gestoken, maar dat zal toch niet waar zijn? Maar het is wel waar, de verloskundige heeft een ‘schedelelektrode’ in je hoofdhuid geschroefd, zodat de arts je hartslag op een beeldscherm volgen kan. Je bent nog niet van de schrik bekomen of er gebeurt alweer iets raars. Een vreemd voorwerp doemt op, maakt een hard schrapend geluid, waarna de doorgang naar het licht plotseling veel groter is. De arts heeft je moeder een ‘knip’ gegeven en je zou er nu uit kunnen. Maar je intuïtie vertelt je dat het allemaal te snel gaat, je wil wachten tot het weer veilig voelt en je je weer verbonden weet met je moeder.

De toegediende oxytocine functioneert als een trein en produceert de ene na de andere barenswee en voor je het weet verlaat je je moeders lichaam. Je komt terecht in een fel verlichte ruimte. Twee rubberen handschoenen pakken je vast en de navelstreng, dat mooie orgaan dat je met je moeder verbindt, wordt met eenzelfde hard schrapend geluid doorgeknipt. ‘Nee!’ schreeuwt alles in je, ‘daar had nog heel wat zuurstofrijk en voedend bloed door naar me toe moeten komen!’ De rubberen handschoenen leggen je op je moeders buik. Je zucht een keer diep en knippert wat met je ogen. Dan word je alweer opgepakt en ergens anders heen gebracht.

Je hoort vreemde stemmen, er schijnt iets niet goed met je te zijn. Je wordt in een doorzichtige bak gelegd en uit een slangetje blaast lucht. Later zal je verteld worden dat je ademhaling niet goed op gang kwam en dat je daarom in een couveuse bent gelegd waar je extra zuurstof kreeg. Ook lig je een aantal dagen onder een UV-lamp, met een gezichtsmaskertje op ter bescherming van je ogen, omdat je huid geel geworden is. Maar die gele kleur is het gevolg van een normaal proces en zorgt zelden voor complicaties. Gevoed word je de eerste week afwisselend door een zuster en door je vader. Die geven je een flesje met een plastic speen waaruit lauwwarme melk komt die kort daarvoor bij je moeder is gekolfd. Je krijgt een hielprik om je bloed te onderzoeken en er wordt een gehoortest gedaan.

Dan ga je eindelijk naar huis waar je voor het eerst rustig een poos op je moeders buik kunt liggen. Haar tepels zijn even wennen, ze voelen anders aan dan de speen in het ziekenhuis en je moet meer moeite doen om melk binnen te krijgen. Je leert je eigen naam kennen: je ouders noemen je Maria. In de maanden en jaren die volgen gebeuren er regelmatig dingen waar Maria niets van begrijpt, maar die ze gewoon ondergaat. Via in totaal 16 vaccinaties wordt ze ingeënt tegen even zoveel verschillende ‘ziektes’. Iedere keer voelt ze diep van binnen dat deze middelen haar geen goed doen en dat ze haar natuurlijke weerstand ondermijnen, maar Maria heeft een sterk lichaam dat alle aanvallen wonderwel doorstaat.

Het is eind december 2024 en de nu vierentwintig jarige Maria verheugt zich op de kerstviering bij haar ouders. Haar ‘ware Jozef’ heeft ze nog niet gevonden, maar als die straks ten tonele verschijnt weet ze heel zeker: “Als hij en ik ooit een kindje krijgen, wordt de bevalling een liefdevolle gebeurtenis. Ik beval dan thuis, misschien wel in een bassin met warm water, wat me heerlijk lijkt voor zowel het kindje als mezelf. Behalve mijn partner en misschien een goede vriend of vriendin is er niemand bij. De ruimte is sfeervol verlicht en op de achtergrond klinkt zachte muziek. We hebben echt alle tijd van de wereld en het mag zo lang duren als moeder natuur nodig heeft. Bang voor pijn ben ik niet en ik weet dat mijn kindje en ik het samen zullen redden, net als Maria en haar kindeke Jezus ruim tweeduizend jaar geleden. In de jaren daarna zal mijn kind niet gevaccineerd worden, niet naar school gaan, maar thuisonderwijs krijgen en misschien ook niet eens aangegeven worden. Al die zaken zijn immers niet in het belang van een in liefde opgroeiend mens. Als dit maar tot genoeg mensen doordringt komt er ooit, daar ben ik van overtuigd, werkelijk vrede op aarde!”

Bronnen: rijksvaccinatieprogramma.nl, podcast The Truemanshow 201 met Désirée Röver, prematurendag.nl en anderen

Leestip van een betrokken lezeres: ‘Vrije geboorte’ van Anna Myrte Korteweg

error: Content is protected !!